20 april 2023

De kracht van boeren niet breken maar benutten!

Op woensdag 19 april debatteerde de Tweede Kamer met minister Van der Wal van Natuur en Stikstof over de Tijdelijke Wet Transitiefonds. De bijdrage van Roelof Bisschop is hieronder te lezen.

Voorzitter, dank u wel voor het woord. Allereerst dank aan mevrouw Bromet en collega Van Campen als rapporteurs van dit wetsvoorstel. Het is heel plezierig dat dit voorwerk is gedaan. Het was ook zeer behulpzaam; er zijn goede vragen geformuleerd en daarop zijn goede reacties gekomen. Dank daarvoor in alle oprechtheid.

Ik sta hier met een dubbel gevoel. De SGP wil haar verantwoordelijkheid als rentmeester in Gods schepping handen en voeten geven. In dit geval is dat: concreet aan de slag gaan met de verdere verduurzaming van de landbouw en samen de schouders onder goed bodembeheer, toekomstbestendig waterbeheer en goed natuurbeheer zetten. Die zaken liggen allemaal te wachten. Met het oog op de langere termijn zijn daar investeringen voor nodig. Vandaar dat we blij zijn dat er een fonds en een meerjarenplan in het leven worden geroepen die dit ook haalbaar maken. En toch heb ik dat dubbele gevoel. Ik heb me afgevraagd waar dat vandaan komt. Aan de ene kant ben ik blij met de stap die wordt voorgesteld. Aan de andere kant heb ik nog een licht gevoel van onbehagen. Dat vloeit voort, zo heb ik voor mezelf geanalyseerd, uit het feit dat het kabinet bij zijn stikstofaanpak nog steeds te veel op een dwaalspoor zit. Ik zie nog te veel sturing op stikstofreductie, het halen van kritische depositiewaarden en wensdenken als het gaat om het invullen van de natuurbehoeften, de natuurplaatjes.

Het kabinet blijft maar vasthouden aan het onhaalbare en desastreuze coalitiedoel voor 2030. Daar wil de SGP het fonds niet mee belasten, echt niet. Het is ook een dolksteek voor zorgvuldige gebiedsprocessen. Ik zie ook te veel inzet op opkoop, onteigening en het omturnen van landbouw naar natuur en te weinig inzet op innovatie, emissiearm management en het verweven van landbouw en natuur. Ik zie wel een torenhoog budget klaarstaan. Wij hebben het over 24,3 miljard, maar als het gaat over het voldoen aan de Natura 2000-richtlijnen en de Kaderrichtlijn Water ligt er ook altijd nog een 5 miljard van een eerdere datum. Zo kom je op een totaal van misschien wel 30 miljard.

De SGP heeft verschillende kritische vragen, achtereenvolgens over de doelen, de opzet en de verantwoording, de budgetverdeling en de fondsstructuur. Allereerst de doelen en de te financieren maatregelen. Waarvoor doen we het? Het coalitieakkoord noemt stikstofreductie als hoofddoel voor het transitiefonds. Hier zit een enorme druk op, mede door het desastreuze coalitiedoel voor 2030. Laten we dat maar gewoon in alle eerlijkheid op tafel leggen en niet wegpoetsen. Het planbureau waarschuwt heel terecht voor het risico dat de makkelijke hectares onder de KDW, de kritische depositiewaarde, worden gebracht tegen zo laag mogelijke kosten, terwijl de echte natuurproblemen feitelijk niet effectief aangepakt worden.

De Ecologische Autoriteit tekent aan dat de hoge ambities voor stikstofreductie ten koste kunnen gaan van de integraliteit. Ondanks dat er geen formele hiërarchie in bestedingsdoelen is, zou het weleens zo kunnen uitpakken. Mijn vraag aan de minister is: welke strategie heeft zij om dat te voorkomen? De natuur moet vooropstaan en niet stikstof. Ik heb dat bij interruptie ook al een paar keer onderstreept. Mijn advies is: laat dat coalitiedoel voor 2030 gewoon links liggen. Of rechts, dat mag u zelf bepalen. Voorkom dat het een koekoeksjong wordt dat als het ware de rest uit het nest werkt.

De omvang van het fonds is gebaseerd op een planbureau-analyse van ambtelijke beleidspakketten. Die doorrekening wees uit dat met deze, oorspronkelijk, 25 miljard euro in 2030 nog geen 60% van de stikstofgevoelige natuur onder de kritische depositiewaarde kon worden gebracht. Dat rijmt dan toch niet met het coalitiedoel voor 2030 om 74% onder de kritische depositiewaarde te brengen? Dan is het doel dus zelfs nog onverantwoorder dan eerder gedacht.

Wanneer erkennen de coalitie en het kabinet dat de focus aangepast moet worden ten behoeve van de natuur? Heronderhandeling hoeft hier toch niet eens nodig te zijn? Je kunt elkaar toch vinden op die aanpak? Graag ontvang ik van de minister in ieder geval een nadere onderbouwing van het benodigde budget voor het door haar voorgestelde doelbereik.

De SGP wil al helemaal niet dat financiering van gebiedsprogramma's van provincies afhankelijk wordt gemaakt van het al dan niet koersen op het coalitiedoel voor 2030. Dat is wat nu in de handreiking richting de provincies voor de gebiedsprogramma's staat. Mijn concrete vraag aan de minister is: is de minister bereid om dit gewoon te schrappen? Het kabinet en de coalitie moeten beter luisteren naar de provincies, in dit geval in elk geval, en niet andersom. De provincies zijn immers al járen bezig met gebiedsprocessen en hebben kennis van het gebied. Ik zou zeggen: maak gebruik van die kennis. De wet voor het transitiefonds verwijst naar de omgevingswaarde zoals die in de wet is opgenomen. Het coalitiedoel zit daar nog steeds niet in. Dit is bij interruptie ook al aan de orde geweest. Provincies zijn wettelijk gehouden aan het programma voor stikstofreductie en natuurherstel, voor zover ze daarmee ingestemd hebben. Ook daar zit het coalitiedoel nog niet in. Dus alle reden om van dat gepingpong over jaartallen af te stappen en te koersen op inhoud. Waar is de bestuurlijke zorgvuldigheid van dit kabinet anders gebleven? Het kan niet zo zijn dat het Europese wetten bloedserieus neemt, maar met de eigen wetten een loopje neemt.

Ik lees in de Handreiking voor de gebiedsprogramma's ook over 30% van de natuurherstelopgave realiseren in 2030 en 10% groenblauwe dooradering. Dat zijn ambities die niet rechtstreeks voortvloeien uit de doelen van het fonds en waarover op Europees niveau nog geen besluiten zijn genomen. Wordt hier niet een-op-een getoetst, is mijn vraag aan de minister.

Ik heb een amendement ingediend dat inmiddels is vernummerd tot nummer 29, omdat ook mevrouw Van der Plas mee ondertekend heeft. Dit amendement dient ertoe te zorgen dat bij de toets op de doelmatigheid van maatregelen er rekening gehouden wordt met de mate waarin stikstofdepositie daadwerkelijk het realiseren van instandhoudingsdoelen belemmert, en met het nationale belang van de lokale natuurwaarden. Daar hoort bij dat in aanwijzingsbesluiten en beheerplannen deze informatie wordt opgenomen. Om los te komen van de eenzijdige focus op kritische depositiewaarden stel ik ook voor dat bij de beoordeling van vergunningaanvragen gekeken wordt naar de daadwerkelijke invloed van stikstof en de ontwikkeling van de lokale natuur. Daar bieden de natuurdoelanalyses straks hopelijk een rijke basis voor. Ik hoop dan ook op een positieve beoordeling van dit amendement.

In dit verband ben ik geschrokken van de natuurdoelanalyses. Deze missen nog veel informatie ten behoeve van inzichten in de ontwikkeling van habitats op basis van veldgegevens. Ze missen ook inzicht in de daadwerkelijke invloed van stikstofdepositie middels bijvoorbeeld bodemanalyses. Mijn amendement is dan ook een aansporing om hier werk van te maken. Dit had al jaren geleden begonnen kunnen worden, toen duidelijk werd dat koersen op kritische depositiewaardes in toenemende mate een juridisch, economisch en ecologisch moeras zou worden. Nu moet dat dus in feite door die natuurdoelanalyses snel hersteld worden.

Koersen op kritische depositiewaarde is een schijnwerkelijkheid en het is onbestaanbaar dat de Eurocommissaris nota bene suggereerde dat óveral de kritische depositiewaarde gehaald moest worden. Een term die niet eens in de Europese richtlijnen voorkomt, laat staan dat het een norm zou kunnen zijn. Het is dan ook hoog tijd de minister zelf niet langer deze indruk wekt.

Een van de doelen van het fonds is verduurzaming van de landbouw, met het oog op het bereiken van de stikstof-, natuur-, klimaat- en waterdoelen. Het is een beetje vaag geformuleerd op deze manier. Ik begrijp dat het bedoeld is om maatregelen vanuit het landbouwakkoord te kunnen financieren. Dat is op zichzelf heel goed en dat juich ik ook toe. Dit landbouwakkoord zal er alleen komen als het kabinet niet krampachtig blijft vasthouden aan de landelijke kaders. En daar zijn er wel wat van te noemen; ik denk bijvoorbeeld - die is nog niet eerder gepasseerd - aan een strakke grootvee-eenheidsnorm. Dat heeft dan alles met extensivering te maken. Eigenlijk wil ik aan dit punt de vraag koppelen in hoeverre het kabinet bereid is om te bewegen op de strakke kaders zoals die in het coalitieakkoord zijn verankerd en die ook blokkerend werken.

De SGP-fractie wil dat het transitiefonds niet alleen bijdraagt aan duurzame landbouw, maar ook aan veerkrachtige landbouw. Het moet niet alleen perspectief bieden voor natuur en water, maar ook voor boerenbedrijven. Dat zit echter niet in de doelen zoals die verwoord zijn in de wet, althans niet concreet; je kunt het koppelen aan het laatste lid van onderdeel 2. Maar ik lees wel dat gebiedsprogramma's en financieringsaanvragen getoetst moeten worden op de sociaal-economische effecten. Mijn eenvoudige vraag is: welke plannen moeten aangepast worden als bedrijven door overheidsmaatregelen en door de eisen die gesteld worden in de problemen komen in plaats van dat hun perspectief geboden wordt?

De SGP pleit voor enige ruimte voor provincies om te investeren in de sociaal-economische vitaliteit van gebieden of in een vorm van ruilverkaveling. Gaat de minister ervoor zorgen dat vanuit het fonds voorzien kan worden in deze "smeerolie" voor gebiedsprocessen, bijvoorbeeld als blijkt uit de sociaal-economische impactanalyse dat dat nodig is? Past deze financiering binnen de kaders van artikel 3 van de wet, is concreet mijn vraag.

Voor verduurzaming van de landbouw is het van groot belang dat bedrijven een houdbare vergunning hebben. Anders krijgen ze geen financiering voor wat voor investering dan ook. Denk alleen al aan de duizenden PAS-knelgevallen en interimmers die tussen wal en schip zijn beland. Mevrouw Van der Plas heeft daar nadrukkelijk aandacht voor gevraagd, en zij is niet de enige. Ik sluit me daar graag bij aan. Hiervoor moet stikstofruimte gecreëerd worden. Als je ervan uitgaat dat het bestaande emissies zijn, komt hiervoor gerealiseerde reductie ten goede aan de natuur. Kunnen reductiemaatregelen ten behoeve van vergunningverlening ook voor knelsituaties uit het fonds gefinancierd worden? Zo niet, hoe gaat hier dan wel voor gezorgd worden?

Dan ga ik over naar het tweede onderdeel: de opzet en de verantwoording. De Algemene Rekenkamer adviseert terecht om in het meerjarenprogramma en bij projectvoorstellen inzichtelijk te maken hoe en in welke mate gefinancierde activiteiten bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen. De minister schrijft dat ze in het meerjarenprogramma zichtbaar wil maken aan welke doelen uitgaven zullen bijdragen. Ja, maar dat schiet nog niet zoveel op, zo'n algemene formulering. Concrete vraag: gaat zij ook inzichtelijk maken in welke mate maatregelen gaan bijdragen aan de genoemde doelen? Ik heb op dit punt een amendement ingediend op stuk nr. 17.

Dan een ander puntje. Tijdens het debat over de verkiezingsuitslag zei minister Kaag dat Financiën de doelmatigheid en doeltreffendheid van de financieringsaanvragen gaat toetsen. De voorliggende wet zegt dat onze minister voor Natuur en Stikstof dat gaat doen. Hoe zit dat? Graag helderheid.
De minister voor Natuur en Stikstof is zowel fondsbeheerder als indiener van aanvragen. Is het voor een zuivere rolverdeling niet beter om de minister van Landbouw en Natuur aan te wijzen als fondsbeheerder? Het gaat meer om transitie van de landbouw dan om transitie van natuurgebieden.

Ik herinner me dat provincies kritisch waren op de voorwaarden die door het Rijk aan eerdere opkoopregelingen gekoppeld werden. Die beperkten de speelruimte, waardoor tot nu toe nog maar weinig bedrijven opgekocht konden worden. Concrete vraag aan de minister: wat gaat zij doen om voor voldoende speelruimte voor provinciaal maatwerk te zorgen? Ik denk daarbij in ieder geval aan het sturen op doelen en niet op middelen. Een technische vraag: op welk niveau gaat de minister maatregelenpakketten van provincies financieren? Op pakketniveau of op maatregelniveau?

Dan mijn derde punt: een paar vragen over de budgetverdeling. De indicatieve verdeling in het coalitieakkoord is inmiddels wat gedateerd. Dat weten we allemaal en dat is ook in interrupties aan de orde geweest. We hebben adviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving, we hebben het rapport-Remkes, we hebben diverse praktijkervaringen opgedaan, provinciale signalen, enzovoorts, enzovoorts. De indicatieve verdeling in het coalitieakkoord is inmiddels wat gedateerd; dat is wel duidelijk.

De SGP heeft al eerder stevige kritiek geuit op het schrale budget voor innovatie en emissiearm management ten opzichte van het budget voor opkoop. Het is door diverse collega's ook genoemd. Dat gevoel wordt alleen maar versterkt als we zien dat opkoop moeizaam gaat, terwijl er zulke mooie kansen liggen voor emissiearm management. Is de minister bereid om samen met de provincies haar schouders te zetten onder reductie door middel van innovaties en emissiearm management? Met klagen over de borging van emissiereductie begint het kabinet echt aan de verkeerde kant. Daar zijn zeker mogelijkheden voor, als we die op een zorgvuldige manier analyseren, rapporteren en ook vaststellen.

En dan de vraag: wat wil de minister met het afwaarderen van gronden? Dat staat nu voor bijna 7 miljard euro in de boeken en zou veel geld wegzuigen. Wageningse wetenschappers wijzen op het risico dat bij bedrijfsopvolging een deel van het geld uit de sector wegvloeit. Gaat de minister hier terughoudend mee om?

Ik zie dat wel 2 miljard euro extra voor uitbreiding van natuurareaal wordt genoemd, maar 0 euro voor extra natuurbeheer. Dat plaatje kan niet kloppen. Als je meer areaal realiseert, heb je dus meer beheerskosten van dat extra areaal. Als je de natuurdoelanalyses leest, is juist extra natuurbeheer nodig. Wil de minister ervoor zorgen dat investeren en goed natuurbeheer vooropstaan? Laten we zuinig zijn op goede landbouwgrond. Hoe gaat de minister zorgen voor een evenwichtige spreiding van het geld over de provincies en over de looptijd van het fonds?

Dan het vierde punt: een aantal vragen over de fondsstructuur naar aanleiding van de dummybegroting. Het fonds heeft een looptijd van twaalf jaar en is bedoeld voor investeringen en niet voor structurele financiering. Hoe verhoudt zich dat tot de noodzaak van structurele financiering van meer agrarisch natuurbeheer en andere ecosysteemdiensten, blauwgroene diensten? Die zullen blijvend kosten met zich meebrengen. Het mag niet zo zijn dat deze opzet dwingt tot afwaardering van gronden en omvorming in natuur in plaats van tot investeren in agrarisch natuurbeheer en ecosysteemdiensten. Hoe kijkt de minister daartegen aan?

In de dummybegroting zit een artikel voor gebiedsgerichte programma's en een voor randvoorwaardelijk beleid. Ik zou graag een nadere duiding willen van deze verschillen. Waar vallen bijvoorbeeld de opkoopregelingen onder? Kan het begrotingsartikel voor gebiedsgerichte programma's gesplitst worden in een begrotingsartikel voor provinciale maatregelenpakketten en een voor landelijke maatregelen ten behoeve van gebiedsgerichte programma's? Het begrotingsartikel voor de nationale grondbank staat er apart in. Concrete vraag: wat wordt de rol van de nationale grondbank in de gebiedsgerichte aanpak en hoe verhoudt zich die tot provinciale acties en grondfondsen met betrekking tot afwaardering van landbouwgronden?

De minister schreef twee weken geleden dat ze op 1 juli toetsbare gebiedsprogramma's met maatregelenpakketten wil zien. Provincies zeggen: geef ons nou eerst eens duidelijkheid over doelen en regelingen. Ze kunnen voor 1 juli nog geen uitgewerkte gebiedsprogramma's leveren en dat is heel begrijpelijk. Het Rijk zelf moet eerst leveren. Ook wil ik benadrukken dat het voor de democratische legitimatie van gebiedsprogramma's van groot belang is dat de Provinciale Staten voldoende tijd krijgen om de programma's te beoordelen. Wat gaat de minister doen om te zorgen dat er een goed, zorgvuldig democratisch proces op provinciaal niveau kan plaatsvinden? Want ik krijg berichten dat dat niet goed gaat, als 1 juli een harde deadline is.

De landbouw is volop bezig met verduurzaming. Er zijn veel kansen. Met zorgvuldige gebiedsprocessen, goed luisteren en effectief ondersteunen kunnen we ver komen. "Kabinet, doorpakken nu! Toon leiderschap! Pak de regie!", roepen sommige collega's. Regie voeren, ja. Daar ben ik helemaal mee eens. Maar een olifant die in de porseleinkast rond stampt, toont ook regie, voert regie, heeft de regie genomen. Echter zonder dat dat tot het gewenste resultaat leidt. Zo moet het dus niet. Het transitiefonds is een instrument waardoor er op een zorgvuldige manier mede regie gevoerd kan worden. Dat leidt wel tot een koerswijziging van het kabinet, door te stoppen met een eenzijdige focus op kritische depositiewaarden, opkoop en onteigening, door het coalitiedoel voor 2030 links te laten liggen en door onnodig landjepik te voorkomen. Je moet de kracht van boeren niet breken, maar benutten. De grote, spannende vraag is dus: is het kabinet in staat tot deze koerswijziging?